Rustig!

“Wat is ‘ie rustig”. We staan in de koffiehoek van het kantoor. Ik zit op mijn gat te wachten op mijn ontbijt. Baasje is mijn waterbak aan het vullen als er een monteur binnen stapt. Ik heb geen aandacht voor deze meneer, want ik wacht op mijn eten. En als een echte man kan ik natuurlijk maar één ding tegelijkertijd doen. En dan gaat eten altijd voor begroeten. Ik krijg een aai over mijn bol en nog verblik en verbloos ik niet. Mijn focus ligt op het voer wat naast de waterbak op het aanrecht staat.

“Is je hond altijd zo rustig?” vraagt de monteur aan mijn baasje. En baasje verslikt zich bijna in haar slokje water. “Rustig? Nee, Hannes en rustig is niet echt een combinatie die vaak voor komt. Wacht maar totdat hij zijn eten op heeft, dan gaat zijn knopje weer aan.” De monteur gaat weer aan zijn klus, ik duik onder het bureau van mijn baasje, mijn buikje is vol en ik ben toe aan een schoonheidsslaapje. Eigenlijk, als ik er goed over na denk, ben ik steeds rustiger aan het worden. (Al zeg ik het zelf)

Er zijn maar een paar momenten per dag dat ik wat drukker ben. Als ik buiten ben bijvoorbeeld, vast of los, het maakt niet uit, ik huppel door het leven en vermaak mij prima. Maar ook in het buiten zijn heb ik meer rust gevonden. Ik bespring niet meer alles en iedereen, zeker niet als ik een speeltje bij mij heb. Dan ben ik lekker met mijzelf bezig en laat is anderen met rust.

Thuis ben ik ook een stuk rustiger geworden, denk ik… Ik kan inmiddels in de woonkamer blijven als mijn baasje weg gaat voor eventjes. Natuurlijk zit ik wel eens op de eettafel, maar dat mag de pret niet drukken. Ik maak niets meer stuk en ik eet niets meer op. Nee, ik vind mijzelf echt al een stuk rustiger.

“Hannes, ga je mee op visite? Eerst een stukje in de fietskar en dan gaan we borrelen bij vrienden. Het is lekker weer, je kan wel mee en daar de tuin in”, zegt mijn baasje. Zeker nu je zo rustig bent geworden is het makkelijker om je mee te nemen. In de fietskar wiebel ik met mijn billen, ik klaag, ik piep en blaf zelfs, want grote baas fietst voorop en dat is toch eigenlijk niet de bedoeling. Met flink gehijg kom ik aan en spring ik uit de kar. “Rustig, Hannes. Gedraag je.” De garagedeur zwiept open. Ik loop zo ongeveer op mijn achterpoten naar binnen want alles is nieuw, spannend en ruikt lekker. Ik stuiter, spring en dans door de bijkeuken het huis binnen. En word gelijk de achterdeur uitgewerkt door mijn baasje. “Als iedereen gaat zitten, laat ik Hannes los. Dan springt hij minder en komt het goed”. Gelukkig is de visite wel wat gewend en gaan ze ontspannen in de tuinbank zitten. Baasje laat mij los. Ik sprint in de richting van de tuinbank. Baasje brult “laaaaaaag”. Net voordat ik met vier poten tegelijkertijd op de bank spring, draai ik mij honderdtachtig graden om. Want in mijn ooghoeken zie ik dat de schuifpui open staat en binnen, ja binnen staat de zoon des huizes en ik ben gek op kinderen. Met een noodvaart stier ik naar binnen. Glippend over de plavuizen kom ik tot stilstand tegen de bank in de woonkamer. Zoonlief staat bevroren naar mij te kijken, ogen op schoteltjes. Buiten hoor ik baasje brullen; “Hannes, rustig, hier!” Inmiddels krabbel ik overeind en vlieg ik weer naar buiten. Ik luister namelijk altijd naar mijn baasje…

Met een noodvaart kom ik weer naar buiten rennen. Baasje blokkeert mijn vaart want de tuin eindigt met een steiger en een grote sloot. Met een handige beweging word ik in mijn halsband gegrepen. “Rustig Hannes.” Terwijl grote baas de schuifpui dichtschuift, de zoon des huizes zich uit de voeten maakt, plof ik heel ontspannen naast mijn baasje neer. Echt, ik ben al zo’n stuk rustiger geworden…

Vergelijkbare berichten

Eén reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *