Van de werkverschaffing

“Hannes, je bent van de werkverschaffing. En ik geloof niet dat dat nou echt handig is.” Het is even voor 8 uur ‘s ochtends. We hebben net een flinke ronde gelopen voordat we naar het werk moeten gaan. Het is al warm vandaag en we hadden er flink de pas in. Met als gevolg dat ik net voor het einde van de ronde, bij het voetbalveld, de sloot in dook. Nou is dat op zich niet erg, als ik daarna niet op volle snelheid tegen de baas was geknald. Heel haar broek onder de zwarte modder.

En zo staat ze op deze ochtend voor de tweede keer een schone broek aan te trekken. Ik hoor haar zuchten en mompelen. “Alsof ik niets te doen heb, zo komen we nog te laat. Allemaal jouw schuld Hannes, nu moet ik ook nog een wasje draaien want straks zitten deze zwarte modderstrepen zo aangekoekt in die lichte broek, dat ik ze er niet meer uit krijg.”

Ik lik onschuldig aan mijn pootjes…

Als we ‘s middags na het werk in de tuin zitten, krijg ik de kolder in mijn kop. Ik gooi en smijt met mijn speelgoed. Baasje wordt er een beetje kriegel van. “Klaar Hannes, straks gaat er nog iets kapot. Ga nou eens gewoon even liggen en sluit je ogen. Dan kunnen we allemaal bij komen van een lange dag.” Ik trek mij terug in de schuur. Daar heb ik ook een kussen liggen. Weg van het gemopper van de baas en dicht bij mijn koekjes die daar achter slot en grendel liggen. Ik kijk om mij heen, ik moet toch iets te doen hebben. Ik heb nog teveel energie om zomaar te liggen. De sandalen van mijn baasje liggen onder handbereik en verdwijnen even later in mijn bekkie. Ohh, heerlijk om te knagen dat randje klittenband.

Als baasje om de hoek komt kijken waarom het zo stil is in de schuur, heb ik de ene sandaal al volledig gestript van het klittenband, met de andere schoen ben ik net bezig. “Oh, Hannes, waarom doe je dat nou, moet ik weer langs de schoenmaker om die stripjes te laten vastzetten. Ik heb toch wel iets beters te doen dan elke week de schoenmaker te vragen om het klittenband vast te zetten.

En ik… ik lik onschuldig aan mijn pootjes.

Het is vrijdagochtend. Ik zit op kantoor, beneden in de kelder, samen met baasje in het kantoor van de financiële man. Het kantoor heeft een glazen wand en deur waardoor ik heerlijk naar buiten kan kijken naar iedereen die voorbij komt. Gezellig hoor. Een collega komt voorbij met een emmertje sop. Zij gaat de glazen wanden van de kantoortuin schoonmaken. Doekje in de emmer, even wringen en dan wordt het glas ingesopt. Terwijl de desbetreffende dame de buitenkant van de glazen deur onder handen neemt, lik ik, in dezelfde beweging, de binnenkant van de deur af. Gaat zij met haar sopdoek naar rechts, dan volgt mijn tong dezelfde weg. Gaat zij met haar sopdoekje naar links, dan beweegt mijn natte bek met haar mee.

“Hannes toch, zo schiet het werk toch voor geen meter op. Moet eens kijken wat voor strepen je op het glas achterlaat. Zo blijft de collega de hele dag bezig als jij de ramen blijft likken.”

De dame met het sopdoekje opent de glazen deur. Ik doe een stapje naar achteren en bewonder haar snelle armbewegingen om ook de binnenkant van de deur te poetsen. Die binnenkant die ik net heb afgelikt. Een knipoog wordt uitgewisseld als ze de deur weer dicht doet.

En ik, ik ga nog even onschuldig aan mijn pootjes likken.

Vergelijkbare berichten

Eén reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *