De erfenis

In dit huishouden ben ik niet de eerste boxer. Oh nee, mijn baasjes hebben al vier andere boxers gehad. En elke boxer erft iets van de vorige. Zo heb ik van mijn voorganger Droppie zijn heerlijke stretcher geerfd. Mijn kussen ligt daar prima op. Ik heb ook allerlei andere dingen gekregen zoals een zwemvest, riemen, voerbakken, verzin het maar. “Ja Hannes, zonde om het weg te gooien” zegt mijn baasje dan. “Er is niets mis met de spullen dus we blijven ze gewoon gebruiken.” In de kast waar mijn voer staat, staat dus die enorme doos met spullen van Drop en zijn voorgangers met allemaal nuttige dingen. Van de week stond de kast op een kier, mijn neus heb ik er in geduwd en weet je wat ik vond? Droppies adresboekje. Zijn kleine zwarte notitieblokje waar al de namen en gegevens van zijn vriendinnen in staan. Zou ik? Mag ik? Heb ik dan ook zijn vriendinnen geerfd?
En Drop had een lading vriendinnen, maar die wonen wel allemaal in het midden van het land en niet, net zoals ik, aan de kust. Dus ik heb die vriendinnen nog nooit gezien, gesproken of mee gestoeid. Zouden ze mij wel willen? Want ik ben in geen enkel opzicht een Droppie.
“Er is maar één manier om erachter te komen Hannes”, zegt mijn baasje. “Zoek er maar eentje uit en dan maken we een afspraak. We spreken wel af op neutraal terrein want mocht het niet klikken, dan kunnen we altijd de andere kant op gaan.”
Dus van de week was het zover. Ik had een ‘date’ met Donna, de witte herdervriendin van Drop. In de volksmond ook wel Toeter genoemd, in combinatie met de andere herdervriendin van Drop, Zoë oftewel Tetter. Want Tetter en Toeter hadden de bijzondere eigenschap om Droppies oor vol te blaffen en heel veel lawaai te maken.
Wat zou Donna van mij vinden? Ben ik niet te druk voor haar, want ik heb nogal wat energie terwijl mijn voorganger erg rustig was. Vindt ze mij wel knap genoeg? Ruik ik wel lekker? Ohhh, de onzekerheid! Bij het pad richting het bos stond ze, spierwit, mijn hoogte en heerlijk slank. Donna. Ze was zo mooi, ik was gelijk totaal overdonderd. Maar misschien kwam dat ook door het harde geblaf. Ze deed haar naam eer aan want ze toeterde in mijn oor toen ik probeerde haar een zacht tikkie op haar neus te geven met één van mijn lange poten.
De opwinding werd mij teveel. Zodra mijn riem werd los geklikt dook ik de bosvijver in. Even afkoelen, even resetten. Zwart als bagger klom ik weer op de kant om toen samen met haar door het bos te racen. Op hoog tempo scheurden we tussen de bomen door, sloot in, sloot uit, de modder sloeg om onze oren en die van onze baasjes. Ik had geen oog voor andere honden, ik zag alleen maar Donna. Mensen, kinderen, stepjes en fietsen, het kon mij allemaal gestolen worden als Donna maar in de buurt bleef. Was ik iets te onstuimig, dan werd ik afgeblaft, Kwam ik wat lomp en onbehouwen over, dan zette ze mij op mijn plaats en mijn kusjes die ik heel graag wilde geven, werden met haar snoet hoog in de wind ontvangen. Nee, die Donna wist precies wat ze wilde en ze wilde mij. Daarvan ben ik overtuigd.
Na een klein uurtje hadden we elk hoekje van het bos gezien en was er niets op mijn velletje wat nog schoon was of lekker rook. Ik had alles, en dan ook echt alles aan Donna gegeven. Ik had gesprongen, gerend, geknuffeld, gekust en gebaggerd en weet je wat ze na onze ‘date’ in mijn oor fluisterde? “Oh Hannes, zullen we de volgende keer bij jou afspreken?”
Ik geloofde mijn eigen oren niet, wat een geweldige erfenis! In september treffen we elkaar weer.
En in de tussentijd blader ik het zwarte boekje nog eens door, want je kan nooit genoeg vriendinnen hebben, toch?