Het zit ook niet mee.

De vakantie is voorbij. Weg zijn de lange dagen luieren, weg is het uitslapen en laat ontbijten, weg zijn de onverwachtse uitjes naar van alles en nog wat. De vakantie is voorbij, het werk is weer begonnen. Zo stond ik dinsdagochtend klaar om mee te gaan naar het verzorgingshuis. Ik had al een heerlijke ronde gelopen dus ik verwachtte een autoritje en dan een vrolijk weerzien met alle collega’s.
Niets van dit alles… Ik mocht, pot vol blommen, niet mee. “Je blijft thuis vandaag Hannes, eerst bij grote baas, gezellig in de woonkamer en de deur naar de tuin staat ook open.” Ja, ja, denk ik, gezellig met de grote baas. Die zit gewoon op zolder hoor en dan moet ik mijzelf vermaken beneden. Toch geen bal aan. Maar baasje was onverbiddelijk. Dus ze zei; “als grote baas je om 11 uur uitlaat, dan krijg je te eten en dan nog even slapen totdat er een leuke jonge dame komt om met je te gaan wandelen. Ik ben dan weer op tijd thuis.”
Mmmm, ik ben altijd wat sceptisch over de plannen van mijn baasje. Waarom kan ik niet gewoon mee. Lekker dicht bij haar blijven zoals ik zo graag doe. De deur valt dicht. De auto rijdt weg, zonder mij, zonder Hannes… Ik luier wat in mijn mand, ik snuffel wat in het tuintje. Grote baas laat mij inderdaad lopen en geeft mij te eten. Dan wacht ik op de jonge dame. Het is de eerste keer dat we samen gaan wandelen. Ze negeert mijn streken en samen lopen we een heerlijk uurtje door de omgeving. Het is heel gezellig. Ik snuffel, zij wandelt en samen zijn we best een goed stelletje. Tuurlijk moet ze even wennen aan mijn krachtpatserij. Ik ben gewoon heel sterk en als ik ergens naar toe wil, laat ik dat ook zeker merken. Maar we hebben het goed samen. Bij thuiskomst legt ze mij in de bijkeuken. Bij mijn waterbak en kussen. “Het duurt niet lang voor je baasje thuiskomt, hoor Hannes”, zegt ze nog tegen mij. Maar elke minuut is er één te lang. Als baasje na een uurtje via de achterdeur binnenstapt, heb ik keurig de verf van de kozijnen gekrabd en mijn tanden in de deurpost gezet. “Hannes toch. Dat mag toch niet! Ik kom toch altijd weer terug” Met mijn droevige blik zeg ik; Dat weet ik wel, maar ik mis je zo…
Dus de dag erna staat de fiets klaar. Samen gaan we richting werk. Ik rennend, zij zittend op het zadel. Het was al weer eventjes geleden dat ik zo lang moest lopen dus aangekomen op het werk, val ik als een blok in slaap. Ver weg hoor ik mijn baasje zeggen: “Oh, wie is deze knappe jonge dame?” Dit is Noor, mijn blonde labrador, zij is mijn hulphond en komt een maandje met mij mee. Iemand zei, dat ik haar wel even op de 2de etage achter kan laten als ik naar een cliënt ga, die geen hondenliefhebber is. Zou dat goed gaan met jouw hond?
Ik slaap gewoon door, heb helemaal niet in de gaten dat er een prachtig teefje voor mijn neus staat te paraderen. Gewoon voor mijn neus, op mijn werkplek. En dat teefje gaat op een meter of twee, aan de andere kant van baasjes bureau liggen. Op haar eigen kleedje. En ik snurk.
“Is ‘ie altijd zo rustig met andere honden”, vraagt de eigenaar van de hulphond? “Hannes? Rustig? Nee, die woorden horen niet bij elkaar. Wacht maar tot hij wakker wordt.” Terwijl Noor zich nestelt op haar kleedje om een klein tukkie te doen, gaan bij mij langzaam de oogjes open. Mijn neus wiebelt van links naar rechts. Wat ruik ik daar, wat zie ik daar, wat ligt daar voor het grijpen? Oh, wat is ze mooi, oh, wat is ze prachtig en ohhh, wat zou ik daar graag bovenop springen.
De rest van de dag breng ik door in vergaderzalen in de kelder. Want nee, ik mocht niet bovenop Noortje springen, nee, ik mocht niet uit de buurt van de waakzame blik van mijn baasje en nee, ik mocht zeker niet alleen boven blijven met zo’n schone jonge blondine naast mijn zij.
Het zit mij ook niet mee, deze week.