De fanclub

“Hannes! Hannes!” Ik sta bovenaan de strandopgang met mijn twee baasjes en kijk om mij heen. Waar komt die stem vandaan en waar ken ik die stem toch van? Het zijn niet mijn baasjes die roepen want die staan naast mij. Nee, de stem klinkt veel jonger. En dan staat ze voor mij. Uit het niets lijkt ze gekomen. Eén van de kinderen uit mijn vorige gezin. Ik knipper met mijn ogen en dan staat er nog eentje naast mij. Mijn staart draait overuren. Mijn kont wiebelt alle kanten op. Wat een verrassing. We duiken met zijn allen het strand op. Mijn oude baasjes en mijn nieuwe baasjes. Ik heb alleen oog voor de kinderen en mijn bal. Lekker ravotten, graven en heerlijk spelen. Zij genieten van het feit dat ik mij zo goed gedraag en ik geniet volop van alle aandacht die ik krijg. Kon het elke dag maar zo zijn.
Als ik ‘s avonds op schoot ligt komen alle belevenissen weer voorbij. Ik woef en waf een eind weg. Mijn pootjes trappelen en mijn ogen draaien alle kanten op. Wat een dag, wat een feest. Zomaar een kadootje op een mooie zondag.
Ik heb het prima naar mijn zin hier. Ik woon tenslotte hier al drie kwart jaar. Het enige wat ik mis zijn kinderen om mij heen. Mijn baasjes hebben die wel maar die wonen al een poos niet meer thuis. Daarom is het extra leuk als de kinderen van mijn vorige baasjes langskomen. Gewoon even ongedwongen stoeien en gek doen. Heerlijk.
“Tja, Hannes, ik kan er niet voor zorgen dat hier kinderen in huis gaan wonen. Maar misschien heb ik wel een oplossing voor jouw behoefte aan kinderen om je heen. Wat dacht je ervan als we je fanclub vragen om mee te gaan wandelen?” Ik kijk mijn baasje aan. Fanclub? Heb ik die dan? “Natuurlijk heb je die. Wie vindt jou nou niet leuk?”
Drie dagen later, op mijn vrije woensdag, zegt mijn baasje; “spring maar in de auto, we gaan je fanclub ontmoeten”. Gespannen zit ik achterin. Waar zouden we heen gaan? Mijn verbazing is dan ook groot als de auto stopt op de parkeerplaats van mijn werk. Hier wonen geen jonge mensen. Heeft ze mij genept, dat baasje van mij? Waar zijn de kinderen?
Dan komt een collega aanrijden. In haar auto zitten twee jonge meiden. Dezelfde leeftijd als de meisjes van mijn vorige gezin. “Kijk Hannes, je fanclub. Ze zijn er. Ze hebben veel over je gehoord en willen je graag ontmoeten” Terwijl baasje roept; “denk om je neus. Hannes springt hoog,” heb ik de dames al besnuffeld en besprongen. Ze zijn niet bang voor mij, dat is wel duidelijk. Ze duwen en trekken, ze pakken mijn riem en nemen mij mee. Eerst door de duinen. Ik ben halverwege al zo moe van al het overgooien en tikkertje spelen dat baasje oppert om toch maar niet naar het strand te gaan. Nou, echt wel. Ik ren naar beneden, de duinen af. Ik laat zien hoe je naar China kan graven en hoe goed ik kan zwemmen. Mijn fanclub heeft al snel ook natte voeten.
Als we eindelijk terug zijn bij het werk zijn we allemaal moe. De meiden en ik. We hebben genoten van elkaars gezelschap. En we beloven elkaar weer snel op te zoeken. Wat een stuk makkelijker is omdat deze dames in de buurt wonen. Fijn zo’n fanclub die ik kan bellen als ik kinderen mis. En fijn om weer dames in mijn gezelschap te hebben die niet onder de indruk zijn van een paar maaiende poten, een lange tong en 35 kilo wild boxervlees. Dit was toch echt voor herhaling vatbaar.
