Petekind

Ik zie ze komen, ik zie ze gaan. Door mijn poort, door mijn tuin, in mijn schuur en weer eruit. Er is kunstroute in het dorp en mijn baasje heeft haar werkplaats open gesteld. De werkplaats waar ik meestal lig als zij thuis is. Maar nu is mijn mand verbannen naar het achterste deel van de schuur en ik, ik kan er niet bij en ik mag er niet bij. “Sorry Hannes” zegt mijn baasje, “de meeste mensen zijn niet echt gecharmeerd van een springende boxer als ze komen kijken naar mijn keramiek. En trouwens de boel is netjes aan kant en als jij dan komt, sla je met je staart alles kapot. Sorry Hannes, je blijft in de woonkamer.” Dus lig ik in mijn stoel naar buiten te kijken. Ik zie hoe mensen komen en gaan, staan te kletsen en bewonderen, vragen stellen en vertellen maar aandacht voor mij, helaas…
Natuurlijk heb ik vanochtend een hele grote ronde gelopen en is de grote baas in huis om met mij te spelen, te eten te geven en opnieuw uit te laten. Maar het is niet hetzelfde. Ik zie visite maar ik mag ze niet begroeten, hoe ingewikkeld is dat voor een boxer die eigenlijk niets liever wil dan mensen om zich heen. Dan zie ik collega’s van het werk. Hoe leuk is dat. Maar ik mag er nog steeds niet bij. Er komen vrienden en mijn staartje maakt overuren toch kan ik ze niet begroeten. Ik zit nog steeds in mijn stoel en slaak een diepe zucht. De wereld trekt aan mij voorbij en ik, ik maak er geen deel van uit.
Langs het raam van de eetkamer zie ik een auto voorbij rijden. In de achterbak zit een hond die verdacht veel op mij lijkt. In ieder geval is het silhouet hetzelfde. Gespierd, flaporen en een platte snoet. Die mag wel met zijn baasjes op stap, die mag wel lekker mee, denk ik nog. Dan stopt de auto tegenover het atelier. Twee mensen stappen uit. Die ken ik. Ik stap uit mijn stoel en hoop dat ze voor mij komen en niet voor al dat klei werk. Als ze binnen zijn, komt baasje mij halen. “Je mag ze begroeten Hannes, maar wel aan de riem zodat je niet als een bulldozer door mijn keramiek heen banjert.” Ik ga volledig uit mijn panty. Het zijn vrienden uit Hoevelaken en de hond in de achterbak, dat is het petekind van Droppie, mijn voorganger. Ik heb hem nog nooit gezien maar ik ga er vanuit dat Droppie een goede smaak heeft gehad en dat deze boxer ook mijn petekind gaat worden.
“Kom maar Hannes, dan mag je mee naar buiten om Louis-tje te begroeten.” Dat laat ik mij geen twee keer zeggen en ik sleur de grote baas over straat richting de auto. De achterbak gaat open. Daar zit Louis, inmiddels anderhalf. Een bonk van een boxer, een man naar mijn hart. Ik begroet hem door mijn borst tegen zijn borst op te knallen. Onze bekken slaan tegen elkaar en onze voorpoten raken verstrengeld. Grote baas heeft moeite om staande te blijven en ook de baas van Louis zet alle zeilen bij. We zijn aan elkaar gewaagd. Ja, dit petekind is een echte boxer geworden. En dat voelt en ziet iedereen.
Samen lopen we een rondje door de straat. We rammen, we bekvechten en ik fluister van alles in zijn oor. “Louis, als je zo naar het strand gaat, even een tip. Drink geen zeewater want daar ga je van de race. Op zich is dat niet zo erg, maar je moet daarna een hele poos in de auto zitten en dan stinkt het zo. En Louis, als honden op het strand liggen zonder poten, laat ze dan met rust. Dat zijn zeehonden en die schuiven vanzelf weer op hun buik naar het water. Die hoef je niet te helpen. Het is maar dat je het weet.”
Ik zwaai hem uit, Drops petekind en nu mijn grote vriend. En ik denk, die kunstroute was zo gek nog niet met zulke leuke bezoekers.

Oh Hannes wat een leuk bezoek. Eneat een wijze raad gaf je louisje mee. Top vent!